Samuel Bamberg wordt geboren op 14-09-1848 in Amsterdam als zoon van Barend David Bamberg en Judic Levie Smit. Samuel is pas op 29-11-1866 door zijn ouders erkend bij akte reg.1 fol. 25v, zo staat vermeld in de marge van zijn geboorteakte. Maar in het bevolkingsregister 1851-1853 staan ze wel bij elkaar ingeschreven op adres Houtgracht 161, in het huis van vader c.q. schoonvader Levie Hijman Smit, samen met de de kinderen Schenkkan en Samuel Smit (nu Jan genoemd) Bij de keuring voor de Nationale Militie is Samuel 'goochelaar' van beroep, hij werd vrijgesteld omdat hij 'eenige zoon' was, maar dat is doorgehaald en veranderd in 'broederdienst', de zonen van Judic Levie Smit uit haar eerste huwelijk hadden hun plicht al gedaan. Toch is hij wel in dienst van het Nederlandsch-Indisch leger getre - den en in 1871 naar Ned. Indië vertrokken met het nieuwge - bouwde stoomschip Willem III, dat echter kort na vertrek in brand is gevlogen in het Kanaal (19-5-1871). De Stoomvaart Maatschappij Nederland kondigde de eerste vaart naar Java geestdriftig aan: "Het Schip en de Machines zijn geheel naar de nieuwste vindingen gebouwd en vervaardigd. De kajuiten en hutten, welke laatsten geheel van de eersten zijn afge - scheiden, zijn met het meest mogelijke comfort inge-richt. Het beddegoed, tafelgoed en tafelge - reedschap worden kosteloos ver - schaft. De bediening, waartoe o.a. bedienden worden geëngageerd, zal niets te wensen overlaten. Een Scheepsdoctor zal de reis meemaken. Verder bevinden zich aan boord eene ijskamer, badkamers en alle verdere gemakken, die op stoomschepen voor lange lijnen, ingericht voor Eerste Klasse Passagiers, behooren. Zo'n zestig passagiers gingen aan boord, meer dan tachtig beman - ningsleden en honderddertig militairen voor het Nederlandsch Indische Leger. Er werden extra treinen ingezet voor de bevolking om dit 'wonder van techniek' voor de afvaart te kunnen aanschou - wen. Het schip verliet op 18 mei 1871 de haven van Den Helder. De volgende avond al werd brand ontdekt in de kolenvoorraad. Toen ging alles snel: vrouwen en kinderen moesten in de sloepen, daarna de mannelijke passagiers. In nachthemd, blootsvoets en met de slaapmuts nog op kwamen de passagiers in Portsmouth aan, vanwaar ze een paar dagen later werden verscheept naar Nederland. De Maatschappij zette meteen een nieuwe boot in en nog in hetzelfde jaar vertrok de Prins van Oranje met Indië als bestemming.' [Gestrande grandeur, Edward P. de Groot: Varen op de Oost. Incidenten, rampen en nostalgie op de vaart naar Indië blz. 8/224, geïll., De Alk 1994] In het 'Verslag van de Commissie belast met het onderzoek naar de oorzaak van de ramp, het Stoomschip Willem III overkomen' wordt ook soldaat Bamberg genoemd: 'De Soldaat Bamberg, die vlak onder de stoombuis sliep, verklaarde dat die aanhoudend warm bleef'. Bij die brand is het 'kabinet' van Samuel, dat hij van zijn groot - vader geërfd had, verloren gegaan. Zijn goochelspullen dus. Eenmaal in Indië geeft Samuel (als militair) goochelvoorstellingen voor de troepen. Zijn vader zorgt ervoor dat hij een nieuw kabinet opgestuurd krijgt vanuit Nederland. Er verschijnen regelmatig aan - kondigingen van voorstellingen in de krant tot en met 1872 Dan is het even stil (eerste expeditie naar Atjeh 1873?), maar in mei 1874 treedt hij weer op, inmiddels bevorderd tot korporaal en uit Atjeh teruggekeerd in Batavia. Later woont en werkt hij in Semarang. Vermoedelijk heeft hij zijn toverstokje na zijn huwelijk met Pau - line Sonjé aan de wilgen gehangen, althans er verschijnen geen aankondigingen van publieke optredens meer in de krant. In 1879 is hij met zijn logement begonnen in Kendal en ook met de toko en slachterij. Maar hij was van meer markten thuis, zo was hij later agent van een levensverzekeringsmaatschappij en handelde hij diverse venduties af in Kendal voor derden.
Bruidegom		Samuel Bamberg Bruid				Paulina Sonjé Plaats				Kendal  Datum			04-06-1877 Stoomschip Willem III foto: Maritiem-Historische Databank De uitgebrande Willem III werd verkocht en opgeknapt en deed nog jaren dioenst. Samuel Bamberg. Men scbrijft ons: Den 14e September 1848 te Amsterdam geboren, zal ’t op denzelfden datum van de volgende maand 40 jaren geleden zijn, dat de heer S. Bamberg zich metterwoon te Kendal vestigde en onafgebroken nu nog altijd even werkzaam is, een merkwaardig zeldzaam geval, dat wij niet ongemerkt voorbij mogen laten gaan. In 1871 is hij als militair per zeilschip in Indië gekomen, waar hij, in navolging van zijn oud-oom, als goochelaar bij gelegenheden in militaire cantines en sociëteiten, een enorm succes in oogstte, dat hem geen windeieren legde. Toen hij in 1877 den mil. dienst als onderofficier verliet, aanvaardde hij met een aardig spaarpotje de betrekking van kastelein der sociëteit te Kendal. Werkzaam en ondernemend als hij steeds geweest is, verzocht hij al heel spoedig aan het bestuur der sociëteit, tegelijkertijd er een slachterij op na te mogen houden, welk verzoek werd toegestaan. Dat een dergelijk bedrijf in dien tijd bepaald in de behoefte voorzag, ondervond de heer Bamberg inderdaad. Begon hij aanvankelijk met één koe per dag te slachten, de klandizie werd echter met den dag zoo groot, dat hij op het laatst van 3 er 4 koeien nog niet genoeg had om aan de vele aanvragen te voldoen en zelfs tot in Cheribon leverde hij het vleesch, dat in dien tijd nog per postkar verzonden moest worden.Zijn karretje liep bepaald over een zandweg en ’t lag dus voor de hand, dat hij de betrekking van kastelein eraan moest geven. Hij kocht eeh stuk grond, bouwde er een primitieve woning met atap gedekt op, om zich uitsluitend aan de slachterij te wijden en toen zijn verdiensten toenamen met dit winstgevend zaakje, bouwde hij er naast een steenen woning, met het doel om deze te verhuren. Maar dat behoefde niet; het gouvernement nam het over om ’t te bestemmen voor post- en telegraafkantoor. Het winstje daaraan verdiend, stelde hem in de gelegenheid op zijn erf een steenen gebouw te plaatsen en toen dit klaar was, opende hij een hotel, waarbij hij verder een toko hield en zoo heeft hij in den loop der jaren, door noesten vlijt en ijver en profiteerend van een gulden tijdperk, zich weten op te werken tot een bemiddeld man, terwijl hij aller achting ten volle geniet. Uit: de Locomotief; Samarangsch handels en advertentieblad 29-08-1917 Militaire school te Meester Cornelis Meester Cornelis is de vroegere naam van Jatrinegara (ook wel, Batinegra, Djatinegara of Mester), een stadsdeel van Jakarta. Zaterdagavond werd door den onlangs uit Nederland aangekomen Europeeschen fuselier Samuel Bamberg, kleinzoon van wijlen den alhier zoo gunstig bekende goochelaar van dien naam, in het gebouw van de Militaire school te Meester-Cornelis, een ‘grande Soiree physique et amusante’ gegeven, die door alle daar wonende officieren en ambtenaren met hunne dames, zoomede door de élèves van die inrichtring werd bijgewoond. Van 8 tot ruim 11 ure wist de Heer Bamberg op alleraangenaamste wijze de aandacht van zijn toeschouwers te boeien; menige nog nimmer in Indië vertoonde goocheltoer werd door hem op verrassende wijze uitgevoerd en herhaaldelijk mocht hij zich verheugen in een daverend applaudissement. Men wist niet wat meer te bewonderen, de vlugheid van zijn tong of de vaardigheid van zijn vingers. Uit: de Locomotief; Samarangsch handels en advertentieblad 14-10-1871
Bambergiana en nog wat . Men schrijft ons uit Kendal: We beginnen dezen brief uit Kendal: met ’n woord van hulde aan onzen oudsten ingezetene, aartsvader Samuel Bamberg, die deze maand den dag herdenkt, waarop hij voor vijftig jaren „de groene gevangenis” binnenging, zooals „Java's won - dertuin” door navolgers van Bas Veth genoemd wordt. Het gezonde lichaam en de heldere geest van „Papa” zijn wel het beste bewijs, dat men ook ongestraft onder de palmen wandelen kan. Op Pa’s kalender zijn 48 sphin - xen van v. Dorp over elkaar geplakt. De heer Bamberg is al meer dan veertig jaren onafgebroken abonné van De Locomotief. We weten niet wat bij zulke gelegenheden te doen gebruikelijk is, maar stellen voor dat ons blad op den vijftigsten verjaardag van het abonnement ’n feestnummer uitgeeft. Zulke trouwe klanten moet men te vriend houden. Vier en veertig jaar geleden kwam Papa, die sergeant was van het bewa - kingsdetachement op Pelantoengan, toen nog ’n herstellingsoord voor het leger met z’n verloofde op ’n grobak naar Kendal en huwde daar. Z’n geluksster voerde hem als zoon uit 'n aloud geslacht van goochelaars in de soos, waar juist de betrekking van mandoer vacant was. Assistent-resident Ligt - voet hielp hem aan 250 G., waarmee hij ’n slach - terij opzette. Na ’n paar jaar werd die overge - bracht naar ’n huisje van gedek aan den Grooten Postweg. Tegenwoordig staat daar nog het „Logement”, bij de vele duizen - den, die er gelogeerd hebben bekend om de lekkere biefstuk, die er geserveerd wordt, ’n Minder aangename herinnering hebben velen ook bewaard, doordat de logees er sinds veertig jaar dag in dag uit om vier uur gewekt worden door het getrappel van ’n jongen os over de brug, gevolgd door het doodsgerochel van het spartelende dier. De Gewestelijke Raad heeft blijkbaar medelijden met de gasten gehad, want hij heeft niettegen - staande herhaalde waarschuwingen, in de nabijheid van het station ’n slachthuis gebouwd.dat door ’n te nauwen toegang en gebrek aan water vrijwel onbruikbaar is. Eens in het jaar wordt er ’n kambing geslacht. Men kan er zich bovendien het geheele jaar overtuigen, hoe nuttig de belasting - penningen werden besteed. Wie hiervan nog niet overtuigd mocht zijn door de schitterende straatverlichting, waarmee het gewest Kendal tot ’n ville lumiere heeft gemaakt. Of door den even schitterenden toestand van den Postweg tusschen Semarang en hier, welke ’n autotochtje naar de stad wer - kelijk tot ’n genot maakt. Om van de besproeiing maar niet te reppen, die zich, niettegenstaande het bezit van ’n sproeiwagen, tot het stukje weg voor het huis van assistent-resident en regent beperkt. Meer dan veertig jaar staat Papa Bamberg’s nachts om één uur op. Door rustelooze werkzaamheid heeft hij niet alleen tien kinderen ’n uitstekende opvoeding gegeven (twee voor ingenieur), maar bovendien nog ’n paar ton bespaard. „Kiebeltonnen”, zegt Pa, maar de schoonzoons hopen, niet geheel zonder grond, op ’n kostbaarder inhoud. Myriaden muskieten hebben in dien tijd tevergeefs ‘n aanvai op hem gedaan. Want men moge in Venezuela en Liberia reeds uitmuntende resultaten met malariabestrijding hebben verkre - gen, zoodat deze landen volgens de jongste berichten vrijwel muskietenvrij zijn, hier in Kendal zoemen de anopheles en Luddowi ons geregeld in slaap. In Semarang wordt nog wel eens gemopperd over die paar goedige culex, welke er ’s avonds wel eens te ontdekken zijn. We raden die mopperaars aan. eens ’n nachtje op Kendal te komen logeeren. „Toen ik ’n kleine jongen was,” vertelde Pa, „was ik jarenlang bedlegerig ten gevolge van de derdedaagsche koorts. Op ’n morgen reed er ’n koets met twee paarden door de Breestraat. Daar heb ik achteraan geloopen, den hee - len Haarlemmerdijk over langs de Nassaukade, tot de koets 's avonds weer in den Jodenhoek terug was. Uitgeput heeft men mij naar binnen gedragen en toen heb ik ’n dag aan een stuk door geslapen. Sinds dien heb ik nooit meer last gehad van derdedaagsche koorts. Dat zoo’n ziekelijk mannetje het hier vijftig jaar uithoudt, pleit dunkt ons, wel voor het „moordende” Indische klimaat. “Als ik me zoo nu en dan weer koortsig voel, malaria noemen ze dat tegenwoordig, en ’n spottend glimlachje speelde om den gebaarden mond, dan ga ik ’s middags ’n paar uur in de zon loopen. Dat is het beste middel er tegen”. De lezer zal dit origineele middel tegen de gevreesde ziekte zeker in zijn notitieboekje schrijven. Het hielp Pa reeds, toen de hui - dige regent, zelf vader van volwassen zonen, nog in de slendang rondgedra - gen werd en z’n vader, de latere pangeran Notohamiprodjo, nog assistent- wedono van ’t naburige Poetat was. De beroemde Heilige van Kendal, wier zelfs Europeanen hulde komen bewijzen, was toen nog ’n kwajongen even - als z’n broer, die later ontslagen werd als penghoeloe om het zich toeëigenen van gelden uit de missigitkas. Bij de passar was toen nog ’n paardenpost ten behoeve van reizigers, die van Semarang naar Batavia gin - gen. De tram toch is pas twee en twintig jaar oud. Vrijdagmorgen werden we door ’n paar ongezouten krachttermen gewekt, welke weer bewijzen, in welk ’n uitmuntende gezondheid de twee-en-zeven - tig-jarige zich nog' verheugt. De tram reed niet meer en daardoor kon het vleesch, dat grootendeels naar Pehalongan en Tegal gaat, niet verzonden worden, ’n Heele roegi voor den ouden heer, die tegenvolge van de steeds hoogere prijzen voor het vee en de lage voor huiden toch al moppert. Door - dat het vroolijk geklingel van de trambel dien dag niet gehoord werd, leek de kotta uitgestorven. Kendal lijdt dus ook onder stakingen, ofschoon de eenige, welke hier plaats had, georganiseerd werd door de katjongs van het tennisveld, die niet tevreden waren met hun vijftien centen. Het geschil is nog steeds niet bij gelegd. ’n Staking van het personeel van hotel en slach - terij werd kortelings voorkomen, doordat de heer Bamberg de loonen verhoogde.
Uit: de Locomotief; Samarangsch handels en advertentieblad 11-10-1920 Paulina Sonjee 02-07-1853 20-08-1904 Samuel Bamberg 14-09-1848 22-06-1921 Judic Levi Smit 09-01-1816 20-12-1905 Barend David Bamberg 02-09-1823 10-11-1905 Marianne Schrijver 18-08-1792 05-09-1858 David Leendert Bamberg 23-05-1787 29-01-1869
Samuel Bamberg in Indonesië
Uit: de Locomotief; Samarangsch handels en advertentieblad 23-08-1904 Uit: de Locomotief; Samarangsch handels en advertentieblad 01-07-1921
28-01-1880